Preek

Verkondiging in De Nieuwe Augustinus

                      22 mei 2022, zesde zondag van Pasen[1]

 

Die vrede hebben we hier gevonden, veel kleinmoedigheid is overwonnen. Wat ben ik blij met dit huis vol mensen, vandaag en op zoveel zondagen waarop deze kerk goed gevuld of ook vol zit.

“Het gaat goed met Yuliya”, vertelde mij Bjorn, de man van onze Oekraïense parochiane Yuliya, die al enkele maanden verblijft bij haar familie in Oekraïne, in Lviv, de stad waarnaar zij gevlucht zijn, omdat het daar relatief veilig zou zijn.

 

Betrekkelijk veilig.

Soms zit zij meerdere keren per nacht rechtop in bed, wanneer het luchtafweergeschut heftig tekeer gaat in de donkere lucht waarin vijandelijke gevechtsvliegtuigen hun weg zoeken naar doelen. Doelen zijn steden, gezinnen, ouderen, kinderen.

Het gaat goed met Yuliya. Zij is verbijsterd over het eindeloze brute geweld dat haar land treft. Zij is machteloos verdrietig.

Maar innerlijk is zij in vrede.

 

Zij stuurde mij via haar man, Nederlander, woonachtig in Amsterdam-Noord, die uitziet naar haar komst volgende maand, een geschenk bij mijn afscheid: dit mooie icoontje van de Moeder Gods met haar goddelijke Zoon, Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstand.

Haar cadeau maakt mij nederig en beschaamd.

Hoeveel vrede is er in mijn hart? Waar ben ik mee bezig?

Waar is mijn land, mijn parlement en regering mee bezig?

Zoek ik, zoeken wij werkelijk vrede?

Of blijven we ons bezighouden met onze kleine pijnen, ons wantrouwen, elkaar in voortslepende debatten de maat nemend?

 

“Vrede laat Ik u na; mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u”.

Woorden gesproken door Jezus bij het laatste Avondmaal.

Wat wil Jezus achterlaten, wat zal er blijven, als erfenis, als nieuw testament, wanneer Hij niet meer bij zijn leerlingen is?

Vrede, zegt Hij zijn leerlingen toe.

“Laat uw hart niet verontrust of kleinmoedig worden.”

 

Mooi woord, kleinmoedig.

Hoe jammer is dat als wij ons leven voorbij laten gaan in kleinmoedigheid, afgemeten, bangig, een beetje laf.

Wanneer ik mijn hart weer eens vasthield in vroeger jaren, keek ik graag naar een foto die in mijn werkkamer staat. Een foto van Theresia van Lisieux.

Ik houd van de grote geestelijke krachtpatser Augustinus, maar evenzeer van de kleine, vrome, vastberaden Theresia, die mij dan weer doet denken aan Yuliya in Lviv, dapper sidderend onder het luchtafweergeschut.

“Laat je hart niet verontrust en kleinmoedig worden”.

 

Toch ben ik dat nogal eens geweest in de jaren van mijn pastoraat hier in Amsterdam-Noord. In wezen kan ik heel kleinmoedig zijn, moet ik u bekennen. Niet erg dapper, bang wat de gevolgen kunnen zijn van een besluit, het beleid dat werd gekozen en uitgevoerd; bevreesd voor de soms niet mals uitgesproken tegenstand. Gelukkig waren er altijd parochianen die ongezouten hun mening gaven.

Na weer eens veel spanningen zat ik dan in mijn kamer te staren naar die blik op dat jonge meisjesgezicht uit het einde van de negentiende eeuw.

“Vrede laat Ik u na, mijn vrede geef Ik u.”

 

Die vrede hebben we hier gevonden, veel kleinmoedigheid is overwonnen. Wat ben ik blij met dit huis vol mensen, vandaag en op zoveel zondagen waarop deze kerk goed gevuld of ook vol zit.

Wat ik heb mogen doen is niet meer en ook niet minder dan faciliteren, voorwaarden scheppen, samen met diaken René, met de bestuursleden en met vele parochianen die meewerken. Samen ook met de vele stagiairs die hier hun bijdrage, hun geloof en hun wijsheid met ons hebben gedeeld. Wat heb ik veel van hen mogen leren, zodanig dat ik menigmaal dacht: wie loopt hier nu eigenlijk stage?

‘Medewerkers’, dat zeg ik liever dan vrijwilligers, want de vele meewerkende parochianen zijn geëngageerd, het gaat hun allen aan hun hart en zij houden voor de gemeenschap en voor elkaar geregeld hun hart vast en zo betuigen zij hun liefde en toewijding aan de kerk, de gemeenschap van Jezus. Die ons -zoals toen aan het laatste avondmaal- samenbrengt aan dit altaar, dit mooie, kleine, eenvoudige altaar, waarin relieken bewaard worden en altaarstenen uit die mooie kerken die wij hebben moeten loslaten.

Op het geloof van wie daar samenkwamen bouwen wij verder.

 

En het wonder is geschied.

Er zijn veel nieuwe mensen gekomen, jong en oud, alleengaand en gezinnen.

De wereldkerk is naar ons toegekomen. Eindelijk zijn wij algemeen, allen omvattend geworden, andere woorden voor het soms wat sleets klinkende woord ‘katholiek’, een naam die ik nochtans met een zekere trots draag, ook al is die besmeurd geraakt door de fouten en zonden in die, - mijn, onze kerk.

Ook dat, beste zusters en broeders, hebben wij in de voorbije jaren allemaal gezamenlijk gedeeld, onder woorden gebracht, meegezeuld en voor God neergelegd, smekend om bekering van onze kerk, een nieuw begin.

 

Door Gods genade is dat nieuwe begin aan onze gemeenschap geschonken. Wij somberen niet om wat wij hebben verloren, maar om het nieuwe dat ons is gegeven. Zelf beleef ik dat als een groot geschenk en troost: dat God, dat de heilige Geest me steeds weer verrast, dat er steeds weer nieuwe kinderen, jongeren, volwassenen zijn die voor me staan, die hier komen, hier bidden, hun handen uit de mouwen steken voor Christus en zijn kerk.

 

In de eerste lezing hoorden wij hoe het zal gebeuren. Door eindeloos geduldig naar elkaar te luisteren en zó doende, naar de richting die de Heilige Geest ons wijst.

“De Heilige Geest en wij hebben besloten u geen zwaardere last op te leggen dan het strikt noodzakelijke…”

Wat een bevrijdende wijsheid, wat een vertrouwen in mensen en in de toekomst. Geen achterdochtige controle en regelzucht. Maar geloof in de wijsheid en de vrijheid van de Heilige Geest die ons niet zal verlaten.

 

Johannes, de grote visionair, hoorden wij in de tweede lezing, uit de Apokalyps, dat betekent: dat wat openbaar zal worden en nu al wil worden.

In het nieuwe Jeruzalem is geen tempel meer te zien, want God zelf is haar tempel en het Lam, Christus. Zelfs de zon en de maan zijn niet meer nodig.

 

De tempel, de kerk is er om die stad van vrede te faciliteren, voor te bereiden, opdat er geen luchtafweergeschut meer zal zijn, geen gevechtsvliegtuigen en onze lieve, gelovige, innerlijk vredige Yuliya niet meer hoeft wakker te schrikken en rechtop in haar bed moet zitten en Jezus’ nalatenschap eindelijk werkelijkheid wordt: “Vrede laat ik u na, mijn vrede geef Ik u, niet zoals de wereld die geeft; laat je hart niet verontrust of kleinmoedig worden.” Amen.

 

p. N. van der Peet

-------------------------------------------------------------------

[1] Handelingen 15, 1-2. 22-29; Apokalyps 21, 10-14. 22-23; Johannes 14, 23-29